Het is drie december 1890, aan het eind van de middag. Het vriest al een week onophoudelijk, op de sloten ligt een dikke laag ijs. In deze streek, het gebied rond Vinkeveen, is er genoeg water voor ijspret. Ook de ringvaart onder de polder Groot-Mijdrecht is dichtgevroren. In deze tijd van het jaar valt de avond steeds eerder: om vijf uur ’s middags is het al volledig donker. Tegen die tijd zullen de meeste schaatsers alweer naar huis zijn, maar toch komt er op die ringvaart nog iets aan in de duisternis.
Het is een man op schaatsen, die een slee voortduwt over het ijs. In de slede zitten zijn vrouw, waarmee hij in het begin van dat jaar getrouwd is, en haar dochtertje van vijf. Waren ze overvallen door de schemering, en probeerden ze nu snel naar huis te komen?
Een klein boekje vol contactadvertenties uit een ver verleden. Verzameld uit de enorme collectie kranten van de Koninklijke Bibliotheek. Dat is ‘Steeds blijf ik u beminnen’ van Mark Traa. Hier val je al bladerend van de ene romance in de andere.
1923. Een kaartje met in het Frans het opschrift: ‘Mama zegt dat je braaf moet zijn’. In pen is onder het meisje en haar speelgoed een aantal namen geschreven: Loulou is de beer, Denise het meisje en Bebé de pop. De tekst op de achterkant is wel gewoon in het Nederlands, zij het met wat foutjes en onleesbare woorden. Het poststempel en de postzegels wijzen naar Brussel – de geadresseerde is echter een juffvrouw in Den Haag.
Via velehanden.nl voer ik gegevens in voor het project “Geboeid door boeven! Inschrijfboeken van Brabantse Huizen van Bewaring 19e eeuw”. Er komen aardig wat opvallende, of misschien zelfs grappige, misdadigers voorbij. Nu viel mijn oog op een vrouw – en hoewel deze wel vaker voorkomen in de boeken, was ik ze rond 1888 nog niet vaak tegengekomen. Johanna Elisabeth Esselman, een 32-jarige getrouwde vrouw – opgepakt wegens ‘landlooperij’. Daar wilde ik meer over weten.
De tekst van dit ansichtkaartje kan zo uit een ouderwets meisjesromannetje komen. Een meisje beschrijft haar hilarische avonturen met haar vriendinnen in een danszaal – echt een stelletje bakvissen.
Zo op het eerste gezicht is dit een gewone foto van een (aardig groot) gezin in het begin van de 20ste eeuw. Vader en zoon netjes in het pak, moeder in stemmig zwart en de kindertjes in hagelwitte klederdracht. Toch is er een ‘vreemde eend’ in de bijt. Als een volwaardig lid van het gezin staat hij erbij: een jongen in uniform. Hij is geen familie, en toch vond men het blijkbaar vanzelfsprekend dat deze soldaat meeging op de foto.
Het is een klein, flodderig stukje papier vol bruine vlekken, ingevuld met een sierlijk handschrift. Ik vind het in één van de mappen waarin ons familiearchief bewaard wordt. Dit zogenaamde ‘pokkenbriefje’ werd geschreven door een arts, voor mijn overgrootmoeder Verheij – ruim 100 jaar geleden.
Dit lieflijke kaartje werd gestuurd naar een meisje in gezondheidskolonie Grijsoord. Wat was dat precies, en hoe is het verder met haar gegaan? En waarom schreef ze haar moeder niet terug?
Donderdag werd het Famillement weer gehouden: een evenement helemaal over familiegeschiedenis! Dit jaar was het op diverse locaties in Utrecht, met een markt, lezingen, workshops en expertmeetings. Ik heb het Famillement één keer eerder bezocht toen het in Leiden was, maar ditmaal was het toch veel leuker!